woensdag, januari 28, 2015

De creatievolutieve industrie

Bij creativiteit gaat het om associëren, linken leggen waar niemand dat nog gedaan heeft. Je onderscheiden van de concurrentie door middel van “iets unieks” is nu hot topic in de productie- en marketingwereld, ook wel de creatieve industrie genoemd. Gelukkig hebben wij als mensen het cognitieve vermogen om innovaties te bekokstoven en zitten we niet vast aan onze beperkte programmatuur van een computer of aan een primitief instinct van een slak. Daarmee zijn we dus gezegend. Toch is de mens niet uniek wat het creativiteitsvermogen betreft.

In de natuur is creativiteit een resultaat van toeval en daardoor ook van kansberekening. Een witte muis moet een kans hebben om jongen te krijgen. Die generatie moet een kans hebben om toevallig bruiner pigment te produceren door een genetische mutatie, moet toevallig overleven en bovendien nageslacht krijgen dat de nieuwe pigmenteigenschap weer overneemt. Ondanks zo’n bruine muis beter gecamoufleerd is en daardoor over het algemeen betere overlevingskansen heeft, kan het ook zijn dat hij desondanks een pechvogel is, die tijdens het kaaszoeken in het nest van zijn jager de heer des huizes tegen het lijf loopt. Dat is zonde, want de bruine vacht zou de muizen op de lange termijn veel voordeel brengen.

Alles moet dus wel precies op z’n plek vallen in de evolutie. Dat kost aardig wat tijd. Het is een kwestie van de juiste nucleotiden die op het juiste moment in de juiste omgeving muteren. Stel dat er langgeleden een man was met vleugelgenen, dan zouden we daar nu transportief profijt van kunnen hebben. Maar de arme stakker vloog gelijk tegen een boom aan, en van zo’n oen wilde natuurlijk geen enkele vrouw kinderen krijgen. Een betere eigenschap hoeft dus niet per se te overleven zodra hij de mutatiefase voorbij is.

Maar even terug naar de muizen. Nou blijkt dat die donkere vacht niet alleen beter is voor de beschutting, maar ook voor warmtebehoud. Die associatie had niet iedereen meteen gezien. Dit getuigt dus van creativiteit in de evolutie.

Een ander voorbeeld: ontlasting. We hebben er allemaal wel eens last van. Maar door de evolutie zijn sommige dieren die lastige afvalstoffen gaan gebruiken om zo hoog mogelijk tegen een boom hun territorium af te zetten. Geniaal toch? Wij, jaren en jaren later gebruiken nu straatnamen en huisnummers die we toch nooit kunnen onthouden, in plaats van zo creatief te zijn om onze lichting voor de deur te lozen en te zeggen: ‘ruik maar hoe je d’r komt.’

Met Moeder Natuur gaat het misschien allemaal wat langzamer dan dat een slimmerik na een avondje broeden opeens al ‘Eureka’ roept. En we hebben niet allemaal de luxe van het eeuwige leven om die tijd uit te zitten. Toch is die creativiteit gebaseerd op toeval en tijd fascinerend. Zo kunnen we ons leven ook verbeteren zonder de hulp van menig mastermind. Wie dus niet zo creatief is, moet gewoon heel lang wachten. 





woensdag, januari 21, 2015

Brend

En ja, er waren gelukkig nog kaarten voor de wielerwedstrijd in Glanerbrook. Volgens Lieske was ‘t voor de deelnemers geen echt plezier, want Marij van de Dutch Mountains won toch altijd. O.K. een beetje oefenen voor de anderen, dat wel. Dus of ik Marij in elk geval wilde feliciteren, met de groeten van haar. En nee, zelf zou ze ook wel een ander keer meedoen, want iedereen was welkom, mits je een licentie had.
Of ik die ook kreeg?
Ze dacht van wel, maar mijn fiets waarschijnlijk niet, dus dan maar niet.

Maar wij gingen niet voor Marij. we gingen voor Brend, die zou haar wel even uit de wielen rijden. Helaas lukte dat niet, want geen Marij te bekennen. Voor alle zekerheid bij de baancommissaris nagevraagd en nee, vandaag zelfs helemaal geen vrouwen.

Nou, dan zoals gepland alle geld op Brend gezet. En hem via de omroepinstallatie aangemoedigd: “Zet ‘m op Brend, we willen je zien winnen.”
En dat deed-ie, hij werd althans winnaar van het peloton. Helaas waren er toen al drie koplopers binnen. Maar goed, een vierde plaats, nét achter ‘t brons, daar kun je mee thuis komen.

Nu ontkomt een echte crack natuurlijk niet aan een interview. “En Brend, hoe was ‘t vandaag?”
“In ’t begin niet zo best, ik had nog last van mijn knie operatie en mijn pols, maar daarna werd ‘t beter, vooral toen het publiek me begon aan te moedigen.”
“Kun je dan niet zorgen dat die in het vervolg eerder komen?”

Sorry Brend, volgende week zijn we naar de zoveelste Nieuwjaars receptie. Dus als je voor de bloemen gaat, geef die dan maar aan Nikki.

 
 


 
 

  


 .
   

 

dinsdag, januari 20, 2015

Coucleum

Als opgerolde Bommel uit zijn mand moet om een plas en poep te doen, lopen de rillingen over mijn lijf. Van die zachte, broedende wollen deken naar de kou. Zonder jasje zonder dasje, alleen met een metalen halsband om die in de onverwarmde bijkeuken heeft gehangen. Ik hoop dat Bommels vacht warmer is dan mijn langste kapsel en baar bij elkaar. In Lauenstein moest hij nog door de sneeuw banjeren, maar zelfs nu het in Nieuwerkerk relatief warm is, voel ik alsnog medelijden.

Het kan toch niet dat als ik het zelfs nog koud heb met winterkleding aan, dat hij nog kan genieten van zijn wandelingetjes rond het vriespunt? Mijn wintersportjas steekt aan alle kanten uit, ideaal om de kou te trotseren. Toch voel ik de wind via onmogelijke hoeken binnenstromen. Na enkele minuten zijn mijn vingers rood en na een fietstochtje krijg ik de sleutel nauwelijks uit het slot. Sterker nog, binnenshuis voelen mijn handen soms al alsof ik net een minuutje nutteloos in de vriezer heb lopen graaien. Ik ben een echte koukleum.

Toch heb ik er niet altijd last van. Op het voetbalveld in de kou beginnen is ook geen pretje, maar eenmaal bezig is de interne kachel eindelijk up and running. Dan is de korte broek niet langer gevreesd maar juist geprezen. Tot je uit het veld gehaald wordt, dan is het een hel op de bank. Graaiend naar alle jacks, jassen en trainingsbroeken van de voormalige wissels om je lichaam te bedekken terwijl je hoopt dat er een veldspeler onwel wordt.

Dat essentiële bewegen, dat weet Beumel waarschijnlijk ook. Die sprongetjes voordat de riem om gaat; hij kent het geheim van de warming-up. En de noodzaak natuurlijk. Hij neemt de kou voor lief om zijn ontlastingen te lozen en daarnaast te snuffelen aan die van anderen.


Misschien is het dus maar onbewust zelfmedelijden, dat ik mezelf inbeeld op blote voeten naar buiten te moeten gaan. Door de ijzige modder van het veld, over de kille tegels van het laantje om de hoek. Gelukkig schijnt Bommel er geen last van te hebben. En dat gun ik hem van harte.



zondag, januari 11, 2015

té beleefd: overgegeneraliseerde ja graag en nee bedankt

Je zou denken dat beleefd zijn geen grenzen kent en dat netheid overal gepast is. Niettemin moet je daar ook mee oppassen.
Maar daarvoor moet je die beleefdheid wel eerst aangeleerd krijgen.

Vroeger, toen ik misschien net tien jaar oud was, logeerde ik wel eens bij kennissen in Leeuwarden. Ik keek daar altijd lang van te voren naar uit, want het was daar goed toeven. Het was een enorm herenhuis (en dat leek nog enormer omdat ik enorm klein was), met trappen die tussenstukjes hadden om te pauzeren en de mogelijkheid boden een beschuitje te eten. In de woonkamer stonden vier computers op een tafel tegen de muur aan. Daar zaten we dan tot 's avonds laat op te spelen. De twee jongens daar hadden altijd wel een nieuw spel geïnstalleerd waar we ons dag en (een klein beetje van de) nacht mee konden vermaken. Hun moeder deed in de latere jaren de verwarming uit als ze naar bed ging, om ons zo te motiveren de warme dekens boven de koude woonkamer te verkiezen. 
Wanneer we 's ochtends opstonden en plaats namen aan de welbekende computertafel, kwam Klaas, de vader van de jongens, ons vragen wat we op ons brood wilden. Lekkere witte tijgerboterhammen met kaas, worst of hagelsag. Ik weet niet of ik me toen al van deze luxe bewust was of dat ik het alleen niet zo uitte, want op een dag vroeg Klaas of ik ook hagelsag op mijn bammetje wilde, en ik sprak de volgende twee oneerbiedige woorden: ja hoor. Klaas maakte duidelijk dat hij met alle liefde mijn boterhammen voor mij wilde smeren en beleggen, maar dat ik wel wat blijer en beleefder kon zijn. Volgens hem was het óf ja graag, óf nee bedankt.

Ik was zo geschrokken van mijn onbedoelde onbeleefdheid, dat ik vanaf toen af aan deze beleefdsheidles overal ging toepassen. En dat klinkt soms dus een beetje vreemd:
'Wil je mij het zout aangeven?'
'Ja graag.'
'Vind jij ook dat zij zo mooi kan zingen?'
'Ja, graag.'
'Kan ik nu even snel douchen?'
'Ja, graag zelfs!'

Ook het andere beleefde antwoord kan verkeerd uitpakken door een cynisch tintje. Zo liep ik eens door het centrum van Eindhoven toen een zwerver me aansprak:
'Heeft u misschien nog geld voor iets te eten?'
'Nee bedankt!'
Ook in het huishouden kun je beleefd en dankbaar weigeren.
'Wil jij de vuilnisbak even buiten zetten?'
'Nee bedankt.'
Of als iemand je sportnieuwskennis komt peilen.
'Heb je Ajax dit weekend zien winnen?'
'Nee dankje!'