donderdag, januari 10, 2013

Genetische vechtkunst


Eenmaal gesetteld in Eindhoven ging ik op zoek naar een vervolg op mijn Nieuwerkerkse jiujitsu-avontuur. Op de deur naar de dojo toe hing een schema met wanneer welke vechtsport gegeven werd. Ik was eigenlijk van plan om verder te gaan met karate, omdat ik eigenlijk alleen nog behoefte had aan een hoge fatale traptechniek. Maar naast karate biedt de vereniging genaamd “Samourais” ook nog trainingen in Judo, Aikido en de voor mij onbekende Kempo Jutsu en Kobudo aan.

Op een maandagavond kwam ik kijken hoe de karateles eraan toe ging. Het eerste wat me opviel, was dat de leraar een bruine band droeg en les gaf aan zwarte banders. Ik nam plaats op een stoeltje naast een oud mannetje die er Oosters uitzag. Waarschijnlijk was hij naar zijn dochter of zoon komen kijken, er waren twee mogelijke nakomelingen van hem te ontdekken. Hij was eerst vrij stil, lachte af en toe en mompelde wat over de houding van de karateka’s. Ik trachtte ook wat in te brengen om een conversatie met dit mannetje op te bouwen, want van ouderen kun je altijd wat leren. Ik vertelde dat ik zelf ook jiujitsu had gedaan en nu hier was om met iets bezig te blijven van wat ik had geleerd. Omdat hij naar zijn kind kwam kijken en er Oosters uitzag, vroeg ik of hij zelf ook ervaring had in de sport. Hij draaide zich verbaast met zijn hoofd naar me toe, alsof ik had moeten weten dat ik naast de enige echte leraar zat, die net een operatie achter de rug had waardoor hij het les geven tijdelijk moest staken.

De echte leraar. En wat voor leraar. Niet alleen was dus de echte leraar geen bruine bander(ondanks ik hier natuurlijk al genoeg van zou kunnen leren), maar eentje met een zwarte band. Sowieso moet een leraar om les te mogen geven minstens de zwarte band hebben, maar het blijft Eindhoven de gekste, dus je weet maar nooit hoe het hier werkt. Later, toen ik deelnam aan zijn Kempo Jutsu les, hoorde ik dat hij al zeven keer Europees en Nederlands kampioen Karate is geweest. Ik vroeg hem hoe een fanatiek sporter zoals hij een hartoperatie nodig zou moeten hebben. Want ondanks hij zijn leven aan de vechtkunst had toegewijd moest hij toch gedotterd worden.

Hij beschuldigde de genetica, zijn DNA; het risico op een hartaanval zat nou eenmaal in zijn genen. En dat was niet het enige wat hij in verband bracht met de genen. Ook hoe ver iemands bekken uit elkaar stonden waren uiteindelijk de beperkende factor voor hoe hoog iemand kon trappen. Ook bij het maken van een mai-washi-geri(traptechniek) maakte het hem niet uit of de tenen gekromd waren, terwijl ik juist had geleerd dat je je tenen moest krommen. Maar deze man heeft gelijk, als iemand dat niet kan, moet diegene het toch op zijn eigen manier kunnen.

Aan de ene kant is de theorie van de genen een mooie smoes voor mijn overspannen onderrug en mijn stijfheid. Maar aan de andere kant zal ik er alles aan doen om eruit te halen wat er al die generaties in mijn voorouders heeft gezeten.

4 opmerkingen:

H. Jeusson zei

Mijn leraar is trouwens naamgenoot met een extra u, en zijn achternaam is Meijer. Ondanks hij dus wel bekend moet zijn, kon ik niet zo snel wat van hem vinden.

ellen coumans zei

haha,die hub,maar goed dat je niets onardis over de invalleraar hebt gezegd
en..ik ben benieuwd wat onze genen allemaal te bieden hebben
pap en mij heb je al verslagen op vechtsportgebied

J.W. zei

Wat die Huub toch in Hub heeft wakker gemaakt. En ben zeer benieuwd wat er in al onze voorvaderen dan wel heeft gezeten.

doortrapper zei

Niet zo veel te vinden?

'11 maart 1996 – Een keuze die bondscoach Huub Meyer van harte onderschrijft.'

Tis nota bene een bondscoach geweest?!